The Divine Life Society
Afdeling Aalst
Homepage

Uit licht van Sivanada : januari 2009   Vol. 503

 

Grote wijzen
Kabier, Toekaaraam en Gnyaanadev zijn drie grote wijzen, wier naam is blijven leven door hun geschriften. Kabier was een vondeling, die werd opgevoed door een kinderloos moslim echtpaar. Hij was een wever van beroep met een kroostrijk gezin. Hij woonde in Benares. Toen hij stierf wilden de moslims zijn lichaam begraven, want ze zeiden dat hij een moslim was. De hindoes wilden het cremeren, want ze zeiden dat hij een hindoe was. Hij staat zowel bij hindoes als moslims en sikhs in hoog aanzien. Hij vroeg een hindoe swami, ene Swami Ramananda, om inwijding. Maar dit werd geweigerd. Kabier wachtte elke morgen op het pad naar de Ganges dat werd gevolgd door Swami Ramananda en elke keer herhaalde hij zijn verzoek. Op zekere dag was hij in slaap gesukkeld en struikelde Ramananda in de duisternis over zijn benen. Hij riep: "Raam!" Dit betekent zoveel als: "God!" Raam (Sanskrit: Raama) is afgeleid van de werkwoordswortel rang, verrukken. Raam is dat wat zich uitdrukt in je hart als verrukking. Kabier beschouwde dit als zijn inwijding en hij begon deze naam te herhalen en erover te mediteren. Kabier betekent: de Grote. Hij wordt ook Kabierdaas genoemd: de dienaar van de Grote (God, Allah).

Toekaaraam leefde in de Mahaaraashtra. Hij behoorde tot de laagste kaste, de kaste van de shoedras. Hij verloor zijn vrouw in een verschrikkelijke hongersnood. Dit en andere rampspoed dreef hem tot een meditatief leven.

Gnyaanadev leefde eveneens in de Mahaaraashtra. Op zijn veertiende schreef hij zijn beroemde commentaar op de Bhagavad Gietaa. Op zijn eenentwintigste beschouwde hij zijn leven als voleindigd. Hij liet zich inmetselen, ging in samaadhi en legde zijn lichaam af. De plaats waar dit gebeurde is nu een bedevaartsoord. Gnyaanadev was wellicht de grootste Yogi die India heeft voortgebracht.

De Eeuwige Religie
Hindoeïsme is een naam die werd gegeven door mensen van buiten India. Ze bedoelden er de religies mee die werden beleden aan de overzijde van de Indus. Het hindoeïsme heeft geen stichter. Het is zo oud als de mensheid zelf. Er wordt de ingeboren drang naar verlossing mee bedoeld die leeft in ieder mens en die ieders drijfveer is in dit leven.

Je zult zien dat niemand ooit echt tevreden is en dat niets geeft wat het belooft. Je verwacht alles van een relatie, van kinderbezit, van het maken van een carrière enz., maar als je het allemaal hebt verworven, stel je vast dat het je even onvervuld achterlaat en dat de leemte en het gemis nog even intens aanwezig zijn.

De leemte waar mensen mee leven en die ze voortdurend proberen op te vullen, verdwijnt nooit, tenzij het zoeken stopt. Het zoeken stopt zodra men ontdekt dat wat men zoekt datgene is wat men IS. Die leemte is de drijfveer van je leven en je zit in de kringloop van geboorte en dood, zeggen hindoes, zolang die leemte er is.

Omdat religie zo oud is als de mens zelf en omdat ze een onverbrekelijk deel van zijn wezen is, noemen hindoes hun religie het Sanaatana Dharma, de Eeuwige Religie.

India is altijd een wijzen-makende-maatschappij geweest, a saint-making-society, zoals Swami Vivekananda zei. De woorden saints en sages, heiligen en wijzen, worden in het hindoeïsme door elkaar gebruikt als synoniemen. Bij ons is heilig wat door de paus heilig werd verklaard. Bij hindoes is heilig wie aldus wordt vereerd.

Wijsheid is niet hetzelfde als geleerdheid. Een wijze kan volstrekt ongeletterd zijn en een geleerde kan op het gebied van wijsheid evengoed een dwaas zijn. Een ander woord voor wijsheid is kennis (gnyaana). Er wordt dan geen feitenkennis mee bedoeld, maar kennis van de Kenner.

Al in de aller-oudste geschriften worden talloze wijzen ten tonele gevoerd. Men kent hun geschriften, gedichten of liederen, maar vaak weet men heel weinig over hun leven. Het Westen heeft vele filosofen, maar het heeft eigenlijk geen filosofie. Elke filosoof heeft zijn eigen theorie, die vaak gaat over hoe het zou moeten zijn. India heeft wel degelijk een filosofie en ze is nooit conceptueel of ze houdt zich met andere woorden nooit bezig met hoe het zou moeten zijn. Ze is altijd slechts geïnteresseerd in de feitelijkheid van de dingen. Ze is altijd ervaringsgericht. Ik had dan ook de uitspraken van tal van wijzen kunnen aanhalen. Eigenlijk zeggen al die wijzen in wezen altijd hetzelfde. De verschillen zijn er omdat er gradaties zijn in de evolutiegraad van de zoekers tot wie ze zich richten.

Een misverstand
Onze maatschappij gelooft niet in de kracht van de ziel. Integendeel, de gangbare opinie is dat de ziel een misverstand is. Wij geloven in de kracht van onze arm. Wij geloven in de kracht van atoombommen, waterstofbommen, neutronenbommen, naaldbommen, intelligente bommen, raketten, vliegen naar de maan, raketschilden, klonen, kampioenschappen, gouden medailles, miniaturisatie, machines, carrière, libido, naam en faam enz. Wij geloven in geld. Het ego primeert alom. We leven dan ook in een maatschappij van nemers of grijpers. Het is één grote pak-de-poenshow met het grootkapitaal als spelleider. Sommigen zijn heel bedreven in het grijpen, anderen moeten het noodgedwongen bij stuivers en centen houden, al is hun hebzucht er niet minder om. Het magische woord is vooruitgang, maar al heeft onze wereld het tal van keren zien gebeuren, men vergeet dat wat vooruitgaat op zeker ogenblik ook achteruitgaat.

Hindoes hebben het over onthechting als een deugd, maar van dat woord krijgen wij de daver op het lijf, want we verdrongen het geloof in onthechting naar de diepste diepte van ons onderbewustzijn. En toch zei Jezus ons iets heel merkwaardigs op dit gebied, dat erg Hindoeachtig klinkt. Hij zei: "Zalig de armen van geest." Hij bedoelde: zalig degenen die van niets voelen: "Dat is van mij."

Voor die verdringing en de verering van het ego en van het gouden kalf betalen wij een erg dure prijs. Onze kinderen zijn de dupe van de historie. Onze bejaarden zijn de dupe van de historie. En op een andere, maar even dramatische wijze, zijn ook degenen die nog in de running zijn de dupe van de historie, al beseffen zij het meestal nog niet, want als de afwijking de norm wordt, zien wij ze niet meer als een afwijking. We gaan dan geloven dat de afwijking normaal is.

Wat leerden we van twee wereldoorlogen, van Hiroshima en Nagasaki? Staan wij er ooit bij stil wie ons zal helpen op het ogenblik van de dood als onze keel wordt dichtgeknepen? Neen dus en dat is een grote fout. Sommigen voelen zich lekker in de rattenkoers die ze hier opvoeren, maar uiteindelijk komen ook zij ten val. Je zult de wereld niet verbeteren hoe hard je ook wroet. Hij draait al miljoenen jaren rond en zal dat wellicht nog miljoenen jaren doen. Het is trouwens een daad van hoogmoed te geloven dat je hem kunt verbeteren. We zijn hier maar pelgrims. En ons doel kan nooit van deze wereld zijn. De oude wijzen zeiden: "Het enige dat van ons wordt verwacht is dat we zoveel mogelijk goed doen voor zoveel mogelijk wezens." En dan zal alles hier perfect in orde zijn. Ze noemden dat paropakaar. Dit is een magisch woord dat ik Swami Chidananda vaak heb horen gebruiken. Hij omschreef Yoga ooit als volgt (deze tekst hangt trouwens ingekaderd in de gang naar de Yogazaal van de Swami Sivananda Yoga Aashram): "Yoga is zichzelf verslijten in dienende liefde en liefdevol dienstbetoon."

Wat niet opvalt, is vaak allerbelangrijkst
Een uitzonderlijke keer kan het ook bij ons weken lang droog zijn. Je vraagt je dan af hoe alles niet helemaal kapot gaat. Als je vroeg genoeg opstaat en buiten gaat kijken, vind je het antwoord. Het is door de morgendauw. Als je tot tien uur slaapt, zie je hem niet, maar hij was er wel degelijk. Zo kan men zich ook terecht afvragen hoe het komt dat de hele maatschappij nog niet naar de dieperik is gegaan, zoals een kikker naar de sloot? Het is door het leven en het werk van grote wijzen als Paramahamsa Ramakrishna, Swami Vivekananda, Aurobindo, Aanandamayi Ma, Papa Ramdas enz. en, dichter bij ons, Swami Sivananda, dat de oeroude wijsheid van de Vedas naar het Westen kwam.

Dit wonder begon al in de achttiende eeuw en zelfs vroeger. Niet weinig Europese geleerden kwamen in het gekoloniseerde India in de ban van de hindoe filosofie. Het kwam ook in de vorm van de Theosofie, die weliswaar mettertijd verzandde in intellectualisme, maar die ons toch de vertaling van de grote hindoe schriften, zoals de Bhagavad Gietaa, gaf. Het kwam na de tweede wereldoorlog in de vorm van Hatha Yoga, het knopen maken met het lichaam. Maar de echte, authentieke wijsheid, de echte authentieke Yoga werd naar het Westen gebracht door zoekers die aan de voeten hadden gezeten van de grote wijzen van India. De voertaal werd het Engels, de taal van de verdrukker zelf. Eigenlijk moet ik zeggen slecht Engels, want dat is het lot van elke taal die een wereldtaal wordt.

De Engelsen lijfden de Indiase bovenklasse in in hun systeem. De brahmanen vergaten hun Sanskrit en de wijsheid waarvan ze de behoeders waren. Ze gingen snel het Engels beschouwen als hun moedertaal. De religie werd daardoor niet langer gevoed vanuit de brahmaanse bovenklasse en het bijgeloof begon alom welig te tieren. Maar dan gebeurde het wonder als bevestiging van wat Bhagavaan in de Bhagavad Gietaa zegt (IV 7). Wijzen stonden op die de oeroude wijsheid begonnen te prediken in het Engels, de taal van de verdrukker. Het begon in Calcutta met Shrie Ramakrishna Paramahamsa. Hij was wel Engels onkundig, maar hij had een briljante discipel, Swami Vivekananda, over wie Swami Chidananda me zei: "Hij was geen mens, hij was een fenomeen." Ik bezocht in september 1985 het Vivekananda Memorial dat ze voor hem bouwden aan de meest zuidelijke punt van India, Cape Commorin of Kanyakoemaara, waar drie oceanen samenkomen.

Verlossing
De wijzen hebben altijd al gezegd dat wij moeten worden verlost. Dat is eigenlijk hun kernboodschap. Je vraagt je natuurlijk af waarvan we moeten worden verlost. Ze gaven vanzelfsprekend ook het antwoord: we moeten worden verlost van onze eigenwaan, van onze Zelfvervreemding.

Swami Sivananda werd in de laatste maanden van zijn leven getroffen door een beroerte waarvan hij langzaam herstelde. Hij kon in die herstelperiode niet meer schrijven, iets wat hij zijn hele leven elke dag had gedaan op geregelde tijdstippen. In zijn jonge jaren gaf hij helemaal alleen een tijdschrift uit dat hij Ambrosiadoopte. Hij schreef zelf de artikelen onder allerlei pseudoniemen. Later schreef hij meer dan driehonderd boeken en hij gaf in zijn aashram allerlei tijdschriften uit. Hij schreef ettelijke brieven. Ze werden alle bewaard. Een discipel typte wat Swamiji schreef en dat laatste ging in het archief. Delen van dat archief werden gebundeld en gepubliceerd. Hij zei ooit: "De Ganges kan opdrogen, maar de pen van Swami Sivananda zal nooit opdrogen." Ik heb vaak gedacht: "Goeroedev Swami Sivananda schrijft door mijn pen." Toen er ooit geldgebrek was in de aashram zei hij tegen zijn discipelen: "Er kan geen sprake van zijn dat wij de drukkerij sluiten. Laten we liever de keuken sluiten en ons voedsel gaan bedelen." Maar dan kwam er op een geheimzinnige wijze hulp.

Toen hij niet langer kon schrijven, riep hij elke dag een discipel, die hij zin na zin dicteerde. Toen hij overleden was, vond men de laatste schrift waarin de discipel Swamiji's gedicteerde ideeën had opgeschreven. De laatste zin was: "Happiness comes when the individual merges with God." Dit betekent: het geluk komt als het individu versmelt met God.

Levenslange opsluiting
Mijn achterkleindochter Laura van elf kreeg een kanarievogel in een mooie, ruime kooi, die al tamelijk lang de woonplaats van de kanarie was. Met een hart als een keizer kwam ze ermee thuis, maar mama zei: "Dat komt hier niet binnen." Laura kwam er dan maar mee bij oma. Die heeft dat weliswaar ook niet graag, maar zij vindt toch dat het ene zwaarder weegt dan het andere. Laura vergat op zekere dag het deurtje van de kooi te sluiten en ze dacht daar pas aan toen ze alweer bij haar mama was. Ze belde, maar ik kon haar geruststellen, de vogel zat nog in zijn kooi. Hij zat wel door de open deur te kijken, maar hij bleef toch op zijn stok zitten, al was hij toch wat gealarmeerd. Het diertje had van de mens levenslange opsluiting gekregen, wat al jammer genoeg is, maar uiteindelijk kreeg hij ook levenslang van zichzelf en dát is pas erg. Het zou ook niet lang overleven in de buitenwereld, zelfs niet in de woonkamer waar het zich te pletter zou vliegen tegen de ramen. Hetzelfde is de mens overkomen. Ook hij is zich gaan vereenzelvigen met zijn kooi van vlees en beenderen en van gevoelens, gedachten, ideeën en aandriften. Maar hij is beter af dan de redeloze kanarie, want hij heeft een intellect dat hem te hulp kan komen als hij zich bewust wordt van zijn kooi en van het feit dat het daadwerkelijk een kooi is.

Moeder van alle ziekten
Ook al ben je kerngezond van lijf en leden en ook geestelijk, dan zegt de Yogi toch nog dat je een zieke bent. Je lijdt aan een ziekte, zegt hij, die in geen enkel medisch handboek staat. En geneesheren zullen zeggen dat het een ziekte is die Yogis hebben uitgevonden, dat het een ziekte is die ontsproten is aan het brein van navelstaarders.

En welke ziekte mag dat dan wel zijn? Het is de Zelfvervreemding. Zelfvervreemding is dat je vergat wie je in je diepste wezen bent en dat je je vereenzelvigt met je lichaam, je geest, talloze relaties en activiteiten.

Iedereen wil vrij zijn
Niemand wil gebonden zijn. Niemand houdt ervan te leven in onvrijheid of slavernij. Een Amerikaanse Yogaleraar die er zijn roeping van maakte les te gaan geven in gevangenissen, schreef een boek dat hij de titel We are all doing timemeegaf. Dit betekent: we zitten allemaal in de gevangenis. En wie dit niet weet, is de echte gevangene. Slechts degenen die het wel weten, kunnen ontsnappen.

Je hebt, veronderstel ik, toch gehoord dat men zegt dat slechts de Waarheid je zal vrijmaken. En wat is die Waarheid? De Waarheid is: "Ik ben in wezen Bestaan-Bewustzijn-Zaligheid (Sat-Chid-Aananda)." Daarmee heb ik dan ook de naam vertaald van de eerste swami die ons bezocht (mei 1966): Swami Satchidananda.

Goeroedev zegt in zijn Song of eighteen ities: "Brahman is the only entity. Mister So and so is a false non-entity. Het Absolute is de enige echte werkelijkheid. Meneer Zus en zo is een valse onwerkelijkheid." In de eerste strofe van zijn Song of Meditation zegt hij: "Truth is Brahman. Truth is your own Self. Realise this truth. Be free, be free, be free. De Waarheid is het Absolute. De Waarheid is je eigen Zelf. Verwerkelijk deze Waarheid. Wees vrij, wees vrij, wees vrij." Dit is het doel en het is tevens de methode. Je moet met andere woorden leren denken aan jezelf op een totaal andere wijze.

De moeilijkheid
Maar dan komt natuurlijk de kat op de koord: als de diagnose werd gesteld, is het probleem weliswaar voor een deel van de baan, maar het is daarmee bijlange na niet opgelost. Verre van zelfs. Het begint dan pas. De grote moeilijkheid is immers dat de mens niet zozeer een redelijk wezen is. Hij is veeleer een dwangmatig wezen. Dat wil zeggen dat hij dingen doet ondanks zichzelf, alsof men hem ertoe dwingt. Hij heeft het met andere woorden uiterst moeilijk om in toepassing te brengen wat hij weet.

Het is dit wat Arjoena de volgende vraag ontlokt in de Bhagavad Gietaa (III 36):

Door wat gedreven, O Vaarshneya (Krishna; geboren in het geslacht van de Vrishnis), begaat een mens zonde ondanks zichzelf, met kracht gedwongen als het ware?

Krishna antwoordt (III 37 tot 43):

Het is begeerte, het is afkeer, geboren uit de goena rajas (de eigenschap van rusteloosheid), allesvernietigend en zondevol. Ken dit als de vijand hier.
Zoals vuur bedekt wordt door rook, een spiegel door stof en een embryo door de moederschoot, zo wordt ook dit (wat je in wezen bent) verhuld door dat (begeerte en afkeer).
O Kaunteya (Krishna; zoon van Koentie), gnyaana (kennis van de Kenner) wordt verhuld door de voortdurende vijand van de gnyaani (de Zelfbewuste) in de vorm van begeerte, die onverzadigbaar is als vuur

De zinnen, de geest en het intellect worden haar (begeerte) verblijfplaats genoemd; door hen misleidt ze de belichaamde door zijn Zelfbewustzijn (gnyaana) te versluieren.
Daarom, O beste van de Bhaaratas, beheers eerst de zinnen en dood dat zondevolle ding, de vernietiger van kennis (gnyaana) en verwerkelijking.
Ze zeggen dat de zinnen groter zijn (dan het lichaam), groter dan de zinnen is de geest, groter dan de geest is het intellect, een die zelfs groter is dan het intellect is Hij (sah).
Hem zo kennend als groter dan het intellect en het zelf in bedwang houdend door het Zelf, versla, O strekarmige, de vijand in de vorm van begeerte
.

Wat er te doorbreken is
Het is de onwil om de theorie in praktijk om te zetten of om te doen wat juist is die moet worden doorbroken. De oude wijzen van weleer gaven ons daarvoor het ongeëvenaarde Yogasysteem. Het is duizenden jaren oud en het werd geschreven in een schriftuurtaal, het Sanskrit, wat niet hetzelfde is als een dode taal zoals het Latijn of het Grieks, en in een stijl die niet meer van deze tijd is. Maar de wijzen uit onze moderne tijd, en vooral Swami Sivananda, hebben de Yogawetenschap uit haar oude bolster gehaald en ze voor ons toegankelijk gemaakt en beschreven op een manier die gemakkelijk kan worden beoefend. Er is dus eigenlijk geen excuus.

De grote wijze Shankara zei dat iemand je schulden kan betalen en dat iemand een last van je schouders kan nemen, maar dat je zelf moet eten als je honger hebt en dat je zelf moet drinken als je dorst hebt en dat je geneesmiddelen moet slikken als je ziek bent en dat het niet helpt als je de geneesmiddelen op een altaar zet en vereert, je moet ze daadwerkelijk innemen. Zo moet je ook zelf Yoga beoefenen. Niemand kan het voor je doen. Een ruiter kan zijn paard bij het water brengen, maar hij kan het niet verplichten te drinken. De leraar kan je enthousiast maken en je zijn kennis geven, maar hij kan je niet verplichten ze ook in toepassing te brengen. Dat moet je zelf doen.

Take it easy
In onze kindertijd kregen we op zaterdag een grote wasbeurt. Het was nodig. Moeder zei wel eens, toen ze onze kleren uitdeed: "Vuile jongens, g' hebt weer uw nek niet gewassen van heel de week. Achter uw oren kunt ge peterselie zaaien." Vader haalde de zinken kuip uit de stal. Op de buis van de stoof stonden enkele emmers water. Toen die warm genoeg waren werden mijn broer en ik geroepen. Moeders uit die tijd hadden een stem als een klok, die een kilometer ver droeg, want we zaten niet voor de pc of waren niet bezig met een of ander onnozel elektronische spelletje of met de gsm. Wij ravotten op straat of op het veld al naar gelang van het seizoen. Ze lieten ons alvorens ons te wassen een tijd ons hartje ophalen in het water. Het vervelendste gedeelte was het wassen van ons haar met bruine zeep. Dat was goed tegen de luizen. Moeder gaf ons een washandje om over onze ogen te houden, want de zeep prikte venijnig in de ogen. Als je deed wat ze zei, was je zo verlost van de beproeving. Maar hoe meer we ons verzetten, hoe meer zeep we in onze ogen kregen. Zo is het ook in het leven. Dus nogmaals: doe het kalm aan, maar wees niet lui. Doe wat je kunt en doe dat goed met inzicht en overgave. Neem de dingen zoals ze komen, met gelijkmoedigheid.

Toen het vliegtuig van Dag Hammerskjold was neergestort, vond men zijn dagboek. Men vond er een zin in die de hele wereld rondging. Hij schreef: "Er zijn dingen die je kunt veranderen en er zijn dingen die je niet kunt veranderen. Kun je ze veranderen, doe dat dan. Kun je ze niet veranderen, aanvaard ze dan. En bid voor de wijsheid het onderscheid te kunnen maken tussen die twee."

Maak er een punt van elke dag enkele ogenblikken te mediteren over het lijden dat eigen is aan deze wereld en over de dood, die niemand vergeet. Denk er elke dag een ogenblik aan dat morgen aan niemand is beloofd. Malvina, een vrouw in de fleur van haar leven, leefde er lustig op los. Ze had verscheidene minnaars. De belangrijkste was een juwelier, een goudsmid. Daaraan dankte ze haar bijnaam, de Gouden Muis. Ze leefde of het niet opkon en ze had vele plannen. Op zekere dag werd ze onwel. Ze had water in de longen. "Haar hart decompenseerde", zei de dokter. Ze kreeg kort na elkaar twee hartinfarcten en twee herseninfarcten. Finish Malvina, exit de Gouden Muis.

In ons boek Yogagidsvind je op blz. 129 en volgende het verhaal van de zakenman die naar een Swami ging luisteren. Hij had vele vijanden en deed zaken op een meedogenloze manier. Hij moet toch ergens een zachte plek hebben gehad, want de lezing van de Swami maakte in hem iets wakker dat hem ertoe aanzette om inwijding te vragen, maar de Swami zei dat het te laat was: "Je hebt maar een week meer te leven." De man begon onmiddellijk vriendschap te sluiten met zijn vijanden en begon op een totaal andere manier met de dingen om te gaan. Maar hij stierf niet en hij dacht dat de Swami zich had vergist. Hij drong er dan ook op aan toch te worden ingewijd in het pad van Yoga. De Swami antwoordde: "Ik heb me misschien van enkele uren vergist. Ga naar huis en mediteer wat." Maar de man stierf niet. Hij zocht de Swami nogmaals op en wilde door hem worden ingewijd. De Swami antwoordde: "Ik heb je al ingewijd. Wat zeiden de mensen voor je bij mij kwam en wat zeggen ze nu?" De man antwoordde: "Ze zeiden dat ik een harteloze schurk was. Nu heb ik daarentegen vele vrienden en geen vijanden meer en ik voel me beter." De Swami gaf hem de volgende raad: "Ga naar huis en leef in het bewustzijn dat je ieder ogenblik kunt sterven. En mediteer over dat wat onsterfelijk is. Dit is Yoga. Ga in vrede."

Mediteer daarna over de glorie van de Ultieme Werkelijkheid of God, die wordt vereerd in talloze religies op talloze wijzen, door talloze mensen die Hem vaak ten onrechte in een verre hemel plaatsen, ergens ver weg voorbij de wolken, zodat ze hier ongestoord hun gang kunnen gaan. Mediteer over Hem als een hier en een nu, als dichterbij jou dan je eigen kransslagader, als dat wat nooit verandert en dat buiten het bereik ligt van de geest en de spraak, maar dat zijn-baar is. Voel: "Buiten God is hier niemand aanwezig."

Mediteer ten slotte over de grote wijzen die ons zijn voorgegaan en over de manier waarop zij de moeilijkheden overwonnen. Ze zullen je zegenen.

Ashtavaakra
Het voorbeeld van zo'n wijze is de legendarische Ash-tavaakra. Hij leefde in een ver verleden, vele eeuwen voor Christus ten tijde van koning Janaka, die ook in de Bhagavad Gietaa wordt vermeld als een voorbeeldige koninklijke wijze. Janaka was de vader van Sietaa, die dan ook wel eens Jaanakie wordt genoemd, en dus de schoonvader van Raama.

Ashta betekent: acht. Vaakra betekent: misvorming. Zijn hele lichaam was misvormd en hij was heel lelijk. Janaka was een zo goede koning dat zijn naam nu nog wordt gebruikt als synoniem voor vader. Hij hoorde op zekere dag brahmanen de Vedas reciteren en dit deed in hem het verlangen naar een spiritueel leven ontstaan. Maar hoe begin je daaraan? In de hindoe traditie is het een vaststaand feit dat men daarvoor een goeroe of spirituele leraar nodig heeft. Maar zoals dat vaker gaat, schuift men zo een verlangen maar altijd voor zich uit. Maar op zekere dag verscheen Ashtavaakra aan het hof op een ogenblik dat de koning zitting hield in de troonzaal. Hij werd onthaald op hoongelach. Tot ieders verbazing lachte de wijze even hard. De koning die hierover heel verbaasd was, vroeg hem waarom hij lachte. Ashtavaakra antwoordde: "Sire, ge zijt een schoenlapper." De koning die om de onbeschaamdheid te verbouwereerd was om zich kwaad te maken, vroeg: "Wat bedoelt ge?" "Een schoenlapper ziet de buitenkant van het dier. Hij ziet het vel waarvan men leer maakt. Zoals een schoenlapper ziet ge mijn buitenkant en, toegegeven, die is lachwekkend, maar ik zie de lelijkheid van uw binnenkant en die is even lachwekkend." Dit antwoord sloeg de koning met verstomming en ogenblikkelijk wist hij dat hij zijn goeroe had gevonden.

Hij vroeg aan Ashtavaakra of deze hem wilde aanvaarden als zijn discipel. Ashtavaakra antwoordde dat hij daartoe bereid was. "Maar", zei hij, "welk inwijdingsgeschenk zult ge me geven?" De koning antwoordde: "Mijn koninkrijk geef ik u. " De wijze antwoordde: "Dat kan ik niet aanvaarden. Het koninkrijk behoort u niet toe. Ge moogt het alleen regeren. En wat u niet toebehoort kunt ge niet weggeven." "Dan geef ik u mijn lichaam", zei de koning. Hindoes geloven dat grote wijzen hun lichaam kunnen verlaten en het lichaam van iemand anders binnengaan. Maar weer antwoordde de wijze: "Het lichaam behoort u niet toe. Ge moogt het alleen bewonen en wat u niet toebehoort, kunt ge ook niet weggeven." Na enig nadenken, zei Janaka: "Mijn geest geef ik u. Ik onderwerp hem volledig aan u." De wijze antwoordde dat hij dit kon aanvaarden, maar dat dit een zo ernstige beslissing was dat hij de koning eerst een week bedenktijd gaf. "Denk erover na", zei Ashtavaakra. "Over een week kom ik terug en dan zien we wel."

Toen de wijze vertrokken was, begon Janaka diep na te denken. Hij kwam tot de conclusie dat ook zijn geest hem niet toebehoorde. Hij dacht: "Mijn geest doet me allerlei dingen doen, die ik eigenlijk niet wil doen. Ik wil mild zijn en hij zet me aan tot hardvochtigheid. Ik wil de waarheid spreken en hij zet me ertoe aan allerlei diplomatische onwaarheden te vertellen. Ik wil matig zijn en hij zet me aan tot gulzigheid… Om hem te kunnen overgeven aan de goeroe moet ik zorgen dat hij me toebehoort." Toen Ashtavaakra na een week terugkeerde vond hij de koning al op het pad van Yoga, het pad dat verlicht en verlost.

De wijze zei op zekere dag dat de verlichting heel gemakkelijk te bereiken is, want dat er niets gemakkelijker is dan te zijn wie men is. "Ge kunt het bereiken in de tijd die nodig is om uw linkervoet in de stijgbeugel te zetten en uw rechterbeen over het achterste van het paard te zwaaien", zei hij.

Koning Janaka zat dag in dag uit in de Satsang van de goeroe samen met een aantal andere discipelen. Deze discipelen werden elke dag op allerlei manieren getest en op allerlei vervelende manieren op de proef gesteld. Janaka echter bleef hiervan gespaard. De discipelen begonnen dan ook te morren. Ze zeiden dat de koning een voorkeursbehandeling kreeg. Toen dit aan de oren van de goeroe kwam, riep hij de discipelen samen. Hij zei hen: "Mijn kinderen, morgen gaat er in de stad iets rampzaligs gebeuren. Als ge bezittingen in veiligheid moet brengen of uw familieleden waarschuwen, doe dat dan nu, want morgen is het te laat." Ze spoedden zich allen naar de stad, behalve Janaka. Ashtavaakra vroeg hem: "Moet gij niemand waarschuwen, mijn zoon, of bezittingen in veiligheid brengen?" Janaka antwoordde: "Neen, Goeroedev, gij zijt mijn alles in alles." De wijze zei daarop: "Zadel uw paard en roep ze allen terug en zeg hen dat de goeroe hen iets op de mouw heeft gespeld."

Janaka zadelde zijn paard. Toen hij zijn linkervoet in de stijgbeugel had gezet en zijn been omhoog zwaaide, riep de goeroe: "Stop!" Janaka dacht aan de woorden die de goeroe eerder had gesproken en dan en daar, hangend tussen hemel en aarde, verwerkelijkte hij de waarheid. De goeroe zei: "Ga nu maar", en met een blik van wederzijdse herkenning bleef de goeroe achter en ging Janaka op zoek naar de discipelen, die nu begrepen dat de koning geen voorkeursbehandeling kreeg, maar dat hij een uitzonderlijke discipel was.

Ashtavaakra schreef De Ashtavaakra Gietaa, een boek dat vertaald werd in het Nederlands.