The Divine Life Society
Afdeling Aalst
Homepage


Uit licht van Sivanada : januari 2008   Vol. 493

Inleiding
Shroeti Gietaa betekent: het lied van de Schriften (Shroeti, de openbaring of de Vedas). Wijzen bespreken er de Schriften in en de Schriften verdedigen er in een verpersoonlijkte vorm hun reden van bestaan in. De vragensteller is ene koning Pariekshit, uit de Chandravamsha-dynastie, die lange tijd over India heerste. Hij was de zoon van Abhimanyoe en een kleinzoon van Arjoena. Hij werd geboren in 3138 vóór Christus, kort na de Mahaabhaarata-oorlog. Zijn naam is afgeleid van pariekshaa, test. Een brahmaan voorspelde immers dat het kind zou worden getest terwijl het nog in de moederschoot verbleef. Oettaraa, de vrouw van Abhimayoe, was zwanger tijdens de oorlog. Ze werd gewond door een projectiel toen ze zes maanden zwanger was. Haar kind werd dood geboren, maar het werd weer tot leven gewekt door Shrie Krishna, die Ashvatthaaman, de zoon van Drona, vervloekte voor zijn snode aanslag tijdens de nacht in het kamp van de Paandavas. Hij voorspelde dat Pariekshit de volgende koning zou worden, die gedurende zestig jaar zou regeren. Pariekshit volgde Yoedhishthira op, die zesendertig jaar had geregeerd.

Pariekshit verwondde op zekere dag een hert, dat hij volgde tot diep in het woud waardoor hij gescheiden raakte van zijn gevolg. Het werd middag en de koning raakte vermoeid. Hij trad een aashram binnen en zag daar een wijze zitten, die diep in meditatie was en die niet hoorde dat de koning tot hem sprak. De koning nam het stilzwijgen van de wijze voor arrogantie. Met zijn boog raapte hij in het struikgewas een dode slang op die hij rond de nek van de wijze wierp. Hij keerde daarop terug naar zijn paleis. De wijze had een zoon, Gavijaata genaamd. Een speelkameraad die de slang rond de nek van de wijze had gezien, zei: "O Gavijaata, uw vader is gelijk aan Shiva. Ze hebben beiden een slang rond hun nek. Er is evenwel een verschil. De slang rond de nek van uw vader is dood." Gavijaata werd woedend door de spottende opmerking. Toen hij zijn vader zag zitten, nam hij water in zijn hand en sprak de volgende vervloeking uit: "Wie de dode slang rond de nek van mijn vader heeft gelegd, zal binnen zeven dagen worden doodgebeten door de felle cobra Takshaka." Slechts na het uitspreken van de vervloeking kwam hij te weten dat de wandaad werd gepleegd door niemand minder dan koning Pariekshit zelf. Gavijaata betreurde zijn onbezonnenheid dan ook heel erg en stuurde onverwijld een bericht aan de koning. De koning was aanvankelijk bang, maar begon dan na te denken over een manier om aan de vervloeking te ontsnappen. Hij riep zijn ministers bijeen om zich samen met hem te bezinnen. Ze bouwden een hoog bouwwerk boven op een pilaar en voorzagen het van elke mogelijk bescherming. De koning zat in een gesloten kamer. Zes dagen gingen voorbij. Op de zevende dag was de gevierde Vishavaidya Kashyapa Maharshi op weg naar het paleis op verzoek van de koning. Ook Takshaka begaf zich op weg naar het paleis vermomd als brahmaan. Ze ontmoetten elkaar onderweg. Takshaka stelde zich voor toen hij vernam dat Kashyapa de koning moest bijstaan mocht er iets onverwachts gebeuren. Takshaka stelde een behendigheidswedstrijd voor. Hij beet in een grote ban-yan-boom, die onmiddellijk verschrompelde. Maar Kashya-pa reciteerde de Vishahaari mantra en sprenkelde water op de as. De boom nam onmiddellijk zijn oorspronkelijke vorm weer aan. De verbijsterde Takshaka bood Kashyapa dan aan hem meer te geven dan hij van de koning kon verwachten. Kashyapa aanvaardde het voorstel en keerde terug naar huis. Takshaka zette zijn weg verder naar het paleis. Hij nam de vorm aan van een worm en verborg zich in een vrucht. Toen de koning de vrucht in zijn hand nam, nam Takshaka zijn oorspronkelijke gedaante aan en beet de koning.

Het was in de dagen vóór zijn dood dat koning Pariekshit werd onderricht in de Schriften. Het volgende Hoofdstuk zevenentachtig van de Bhaagavata Poeraana beschrijft een gedeelte van dat onderricht, dat ik heb vertaald uit het Engels.

Narayana

Pariekshit vroeg:

1. O brahmaanse wijze, hoe kunnen de Vedas hun functie in verband met het hoogste Brahman (Absolute) rechtstreeks uitvoeren? Ze zijn immers geconditioneerd door de goenas en hun effecten. Bovendien overstijgt het Brahman alle specifieke aanduidingen en kan dus niet worden gedefinieerd, het is zonder goenas en overstijgt de relatie van oorzaak en gevolg.

Shrie Shoeka verklaarde:

2. De Almachtige die boven alle begrenzende toestanden uitstijgt en die altijd vrij is, ontwikkelde het intellect, de zintuigen, de geest en de levenskracht van alle belichaamde wezens (jievas) voor het genieten van de verscheidenheid van zintuiglijke voorwerpen, voor het teweegbrengen van hun geboorte, voor hun wedergeboorte in verscheidene andere werelden, voor het ervaren van het plezier enz. ervan en voor hun uiteindelijke verlossing. Hij schiep deze om de jievas in staat te stellen hun viervoudige doelstelling te bereiken (dharma of de rechtvaardigheid of de wet, artha of welstand, kaama of lust, moksha of de verlossing).

3. Dit is het geheim betreffende Brahman, dat vastgelegd is in de Oepanishads en dat werd gekoesterd in de geest van de voorouders van onze voorouders. Hij die het met geloof en toewijding in zijn geest bewaart, wordt bevrijd van de beperking van het lichaam enz. en bereikt het hoogste.

4. Over dit onderwerp zal ik u een oude legende vertellen over de grote wijze Naaraayana, die een dialoog bevat tussen die wijze en Naarada.

5. Tijdens een van zijn omzwervingen op de wereld ging de door de Heer geliefde Naarada naar de ermitage van Naaraayana (Badarikaashrama in de Himaalayas), om die oude wijze te bezoeken.

6. Naar verluidt was de wijze Naaraayana in dit Bhaaratavarsha (India), sedert het begin van de kalpa (scheppingskringloop), verdiept in verstervingen gekoppeld aan rechtvaardigheid, spirituele kennis, zelfbeheersing en geestelijke rust, voor de voorspoed van de mensen hier en hun spiritueel welzijn hierna.

7. Naarada betuigde zijn respect aan Naaraayana, die gezeten was in zijn ermitage omgeven door wijzen en inwoners van het dorp Kalaapa en stelde hem deze zelfde vraag, O telg van de Koeroefamilie.

8. De glorierijke wijze Naaraayana vertelde te midden van de luisterende wijzen aan Naarada de kern van de discussie over het Para Brahman, zoals ze plaatsvond onder de bewoners van de Janaloka (vijfde van de zeven hemelen).

Naaraayana zei:

9. O zoon van de zelfgeboren god Brahmaa (de schepper), in de dagen van weleer in Janaloka, werd een congres gehouden over het Para Brahman onder de uit de geest geboren zonen van Brahmaa, wijzen die een levenslang celibaat beoefenden.

10. Toen gij in Shvetadviepa waart om mijn Aniroeddha vorm (onbelemmerde vorm) te aanschouwen, vond een grondige en goedafgeronde discussie plaats waarin alle Shroetis (Vedas; geopenbaarde Schriften) werden besproken, gecoördineerd en samengevat. In dat congres was dit de eigenste vraag die ge mij hebt gesteld.

11. Hoewel ze allen van gelijke status waren op het gebied van geleerdheid, versterving, deugdzaamheid en zo weergaloos in overstromende genade dat voor hen vrienden, vijanden en onbekenden gelijk waren, maakten ze een van hen, namelijk Sanandana, tot de spreker wijl de anderen geestdriftige toehoorders werden.

Sanandana zei:

12, 13. Nadat hij het gehele door hem geschapen heelal had verzwolgen (ten tijde van pralaya, de wereldondergang) was het alsof de Allerhoogste samen met al zijn krachten lag te slapen. Op het einde van de periode van pralaya wekten de Shroetis (de voorzittende godheden van de Vedas, die werden geschapen door zijn eerste uitademingen bij het begin van de schepping van het heelal) de Allerhoogste door de hymnen te zingen die op een passende manier zijn ware aard verheerlijkten, zoals barden en dienaren van een keizer hem in de vroege morgen benaderen terwijl hij nog slaapt en hem wekken met welluidende liederen over zijn beroemde en heldhaftige exploten.

De Shroetis zeiden:

14. Wees zo genadig uw glorierijke, verheven aard te tonen, O onoverwinnelijke Heer, en de beginloze Avidyaa (onwetendheid) van al deze wezens met een beweeglijk of onbeweeglijk lichaam te vernietigen, aangezien de goenas die Avidyaa bezit, worden vertoond met kwaad opzet (om de altijd zalige aard van het Zelf te verduisteren). Ge zijt van nature begiftigd met alle krachten en met zaligheid en autoriteit (en hebt dus Maayaa of de illusie en Avidyaa onder controle). O Heer, die als hun innerlijke controller alle krachten in alle wezens oproept, het is slechts de Veda die u tot op zekere hoogte kan beschrijven aangezien ge bij wijze van spel samenwerkt met Maayaa, wijl ge in feite altijd verblijft in uw immer zalige staat van oneindige kennis en verrukking.

15. De wijzen erkennen dat het waargenomen heelal het volmaakte Brahman(gij zelf) is, aangezien het de Werkelijkheid (Brahman) is die op het einde overblijft. HetBrahman is niet onderhevig aan verandering. Het is uit het Brahman dat de opkomst en de ondergang, namelijk de evolutie en ontbinding van het heelal van veranderingen, voortkomt, zoals de klei (de materiële oorzaak) onveranderd blijft in alle veranderingen (potten, kruiken enz.), die worden gemaakt of ongedaan worden gemaakt. Daarom hebben de wijzen hun geest en spraak op u gericht en niet op de veranderingen (dingen van de wereld). Als men zijn voeten op iets plaatst, staan ze uiteindelijk altijd op de aarde zelf.

16. Het is daarom, O Heer van Maayaa, dat spiritueel wijze en bedachtzame mensen zich onderdompelen in de zee van de nectar van uw verhalen, die volledig het vuil wegwast van de gehele wereld en die bevrijdt van zonden en aandoeningen. Moet het worden gezegd, O Allerhoogste Heer, dat degenen die door hun Zelfverwerkelijking alle passies en kwade neigingen uit hun hart hebben gebannen en die de effecten van de tijd hebben afgewend, uw staat van eeuwige, oneindige zaligheid zullen genieten?

17. Mensen leven slechts in de ware betekenis van het woord als ze uw toegewijde volgelingen zijn, anders zijn het slechts ademende blaasbalgen. Het is door uw genade (aanwezigheid of aldoordringendheid) dat (levenloze) beginselen als Mahat (kosmische intelligentie), Ahamkaara (kosmische Ik-heid) en andere dit ei van het heelal of het lichaam (macrokosmos en microkosmos) konden scheppen. Gij zijt het Opperwezen dat binnengaat in de vijf scheden die het Zelf omhullen en hen leven geeft en dat hen, hun vorm aannemend, alle kent. Maar in werkelijkheid zijt ge niet met hen verbonden en verblijft ge in de laatste. Gij die verschillend zijt van het grove en het subtiele, zijt de uiteindelijke Werkelijkheid, die alleen overblijft na de vernietiging van alle andere.

18. Op deze paden van de (oude) wijzen mediteren degenen die verblind zijn door het stof van rajas over Brahman als aanwezig in de buik (als voorzittende godheid van de manipoerachakra). Volgelingen van Aaroeni, die een subtielere visie hebben, mediteren over Brahman in de innerlijke kwartieren van hun hart. O oneindige Heer, de mediteerder gaat dan verder opwaarts naar de top van het hoofd. Wie deze positie bereikt, valt niet opnieuw in de kaken van de dood.

19. Ge gaat binnen in de verscheidene levende wezens die door u werden geschapen, alhoewel ge als hun materiële oorzaak daar reeds bestond. Uit uzelf neemt ge deze vormen aan zoals vuur (vuur is latent aanwezig in hout en neemt de vorm aan van het hout dat wordt verbrand) en schijnt daardoor kleiner of groter, hoger of lager. Wie een helder inzicht heeft en die niets terugverwacht van zijn daden, verwerkelijkt u als de enige Werkelijkheid, zuiver, zonder onderscheid en onveranderlijk aanwezig in al deze onwerkelijke vormen.

20. (De Schriften zeggen dat) het individuele Zelf dat in het lichaam verblijft dat werd geschapen door zijn vorige daden niet wordt beperkt door iets dat kan worden aangeduid als oorzaak en gevolg. Het is een deel of straal van uzelf dat begiftigd is met alle krachten. Nadat wijze mensen op deze wereld tot deze conclusie kwamen in verband met het individuele Zelf mediteren ze met een onwankelbaar geloof en devotie over uw lotusvoeten waaraan alle rechtvaardige handelingen in de Vedas zijn toegewijd en als gevolg daarvan bereiken ze bevrijding van samsaara (kringloop van geboorte en dood).

21. O Controller van het heelal, ge hebt een lichamelijke vorm aangenomen om licht te werpen op de ware aard van het Zelf, dat moeilijk te bevatten is. Wie bekomen is van zijn uitputting (door het meedraaien in samsaara) door zich onder te dompelen in de zee van de nectar van uw glorierijke daden en wie zijn thuis heeft opgegeven door zijn omgang met uw zwaanachtige volgelingen, die een toevlucht zoeken in uw lotusvoeten, begeert zelfs de bevrijding uit samsaara niet.

22. Wanneer het nest (het lichaam waarin het Zelf huist) het pad volgt dat naar u leidt, is het even nuttig als het eigen Zelf, als iets wat ons het beste toewenst en als een bemind iemand. Ge zijt altijd bereid ons te helpen, ge zijt ons waarlijk altijd goedgunstig gezind en ge zijt echt degene die ons het beste toewenst en die liefdevol is. Het is dan ook jammer dat mensen door hun zelfvernietigende mentaliteit geen vreugde scheppen in u en geen interesse hebben voor u en u niet vereren met een of andere vorm van devotie. Ze zijn ten onrechte gehecht enz. aan het stoffelijke lichaam, dat zo ellendig is en dat ronddoolt in dit zo vreesaanjagende samsaara.

23. Uw staat waarover de wijzen, de beoefenaars van het gestrenge Yogapad, mediteren in hun hart door hun levensadem, hun geest en zintuigen te beteugelen, wordt ook bereikt door uw tegenstanders, doordat ze voortdurend aan u denken, en ook door de vrouwen (de gopies of herderinnen van Vraja) wier hart werd bekoord door uw machtige armen, die gelijken op het lichaam van Shesa (een mythische slang). De Heer van de slangen en ook wij (de Shroetis of Schriften), die u verwerkelijken als gelijk aan allen en als alomtegenwoordig en die zich vastklampen aan uw lotusvoeten, zijn gelijk in uw ogen.

24. Helaas, O Heer, hoe kan iemand die ontstond en stierf na u, zich aanmatigen u te kennen, aangezien ge bestond vóór alle schepping? Het is uit u dat de wijze (de god Brahmaa) werd geboren. Na Brahmaa ontstonden beide klassen van goden, namelijk de aadhyaatmika goden (voorzittende godheden van de zintuigen, de geest) en de aadhidaivika goden (voorzittende goden van de hemelse regionen). Wanneer ge in die tijd alles terugtrekt in uzelf en inslaapt, bestaat er Sat (Zijn) noch Asat (niet-Zijn), noch de producten van deze beide, namelijk dit psychosomatische organisme lichaam genoemd, noch de beweeglijkheid van de tijd noch enige Shaastra (Shroetitekst of Schrift) waaruit uw aard kan worden afgeleid.

25. Degenen die de evolutie van het heelal vooropstellen of die beweren dat Zijn voortkomt uit niet-Zijn of het niet-bestaande of die geloven dat de verlossing het ophouden is van het bestaande of die aannemen dat de zielen onderscheiden en verschillend zijn en degenen die beweren dat de vruchten van het karma werkelijk zijn, propageren allen slechts hun eigen onwetendheid. Het is allemaal het gevolg van onwetendheid betreffende u dat mensen geloven in de misvatting van de verscheidenheid en dat de Poeroesha (Bewustzijn) bestaat uit drie goenas of de veranderingen van Prakriti (de natuur). Deze kan niet in u bestaan aangezien ge de belichaming zijt van zuivere kennis en absoluut bewustzijn.

26. Het gehele heelal met inbegrip van de jieva, die bestaat uit de drie goenas, is een projectie van de geest. Het schijnt echt te bestaan aangezien men het zich in u inbeeldt. Wie het Zelf heeft verwerkelijkt, beschouwt dit gehele heelal als Sat, dat wil zeggen als werkelijk bestaand, aangezien het de projectie is van het Zelf. Zoals mensen die goud zoeken de veranderingen van goud (sieraden enz.) niet links laten liggen aangezien deze ook goud zijn, zo komen ook de kenners van het Zelf tot de conclusie dat dit heelal hun eigen Zelf is aangezien hun Zelf het schiep en er dan in binnenging.

27. Slechts degenen die u met toewijding dienen zoals ge verblijft in alle wezens als hun Zelf slaan geen acht op de dood. Ze plaatsen hun voet op het hoofd van de dood en bereiken de verlossing. Maar degenen echter die hun gezicht van u afkeren, al zijn ze nog zo geleerd, bindt ge vast als beesten met uw geboden. Slechts degenen die een toegewijde liefde voor u koesteren, zuiveren zichzelf en anderen, maar niet degenen die afkerig van u zijn.

28. Ge zijt licht in wezen en de belichaming van kennis en controleert de kracht van de zintuigen van alle wezens, al zijt gijzelf zonder zintuigen. Goden die gebonden zijn door onwetendheid en die deelhebben aan de offergaven van de mensen vereren u en betuigen u eer. De stamvaders van de aarde vervullen de plichten van de functie waarvoor ze zijn aangesteld uit vrees voor u, zoals schatplichtige koningen doen tegenover hun keizer.

29. O Heer, gij zijt eeuwig vrij en ver buiten het bereik vanMaayaa. Maar wanneer ge wilt spelen met die beginloze Maayaaof Avidyaa komen louter door uw oogopslag alle bewegende en onbeweeglijke wezens met hun subtiel lichaam tot leven. Maar het lichaam van degenen die tot leven kwamen door uw oogopslag is gebaseerd op hun oorzakelijke (latente) karmas. Gij ligt buiten het bereik van de zintuigen en de geest. Zoals het uitspansel zijt ge onpartijdig en gelijk voor allen. Niemand verwant voor u, niemand een vreemdeling.

30. O Eeuwige Heer, indien de individuele zielen oneindig in aantal waren, allen eeuwig bestaand en aldoordringend, dan zouden ze onmogelijk onder iemands (onder uw) controle kunnen komen. En dus zou het onmogelijk zijn dat ge hen onder controle houdt of dat ze door u onder controle worden gehouden. Dat ze onder controle zijn, is alleen mogelijk als het tegenovergestelde waar is (dat wil zeggen als de jievas begrensd en geconditioneerd, eindig en niet-eeuwig zijn). Dat (gij of het Brahman) wat iets doet ontstaan of voortbrengt en er dus deel van uitmaakt (als zijn materiële oorzaak) en er in aanwezig is, kan dat wat het voortbracht onder controle houden.

31. Vooropstellen dat de jievas voortkwamen uit de beginloze Prakriti (natuur) of uit de eeuwige Poeroesha of uit een combinatie van Prakriti en Poeroesha is onhoudbaar. Zoals luchtbellen ontstaan door een interactie van water en lucht, zo schijnen de jievas te ontstaan door (de interactie van)Prakriti en de Poeroesha. De zogenaamde schepping van de jievas is onwerkelijk en dus versmelten ze met hun verscheidene namen en vormen in u, zoals rivieren uitmonden in de zee of zoals sappen oplossen in honing.

32. Intelligente en onderscheid makende mensen, die de door uw Maayaa ingeplante misvatting (vereenzelviging met het lichaam) doorzien, koesteren liefde en toewijding voor u, die hen verlost uit de kringloop van geboorte (en dood). Hoe kan er enige angst voor samsaara bestaan in degenen die in u een toevlucht zochten? Uw voorhoofd met drie rimpels (tijd of een jaar, dat bestaat uit drie seizoenen, namelijk zomer, regenseizoen en winter) veroorzaakt voortdurend paniek in degenen die geen wijkplaats in u zoeken.

33. Degenen die voorbijgaan aan de voeten van hun spirituele leraar en proberen het uiterst rusteloze en ongetemde paard in de vorm van hun geest onder controle te houden door te proberen de zintuigen en de adem te beheersen, ondervinden grote moeilijkheden, want de middelen om de geest te beheersen gaan gepaard met honderden moeilijkheden in samsaara. Zulke mensen zijn als handelslui die op reis gaan zonder een beroep te doen op een stuurman (om de boot te besturen).

34. Wat kunnen mensen verwachten van vrienden en verwanten, zonen, vrouwen, rijkdom, landeigendommen, wagens en andere voertuigen, nee, van de levensadem zelf, wanneer gij, belichaming van elke mogelijke zegening, ter beschikking staat aan hun zijde in de vorm van het Aatman (Zelf), altijd bereid zegeningen te verlenen aan wie in u een wijkplaats zoekt? Wat in dit samsaara, dat van nature vergankelijk is en in wezen ontdaan van elke werkelijkheid, kan plezier geven aan iemand die onwetend is betreffende de hierboven vermelde waarheid en die tevreden is met seksueel genot?

35. Wijzen die u installeerden in de lotus van hun hart en van wie het water waarmee hun voeten worden gewassen alle zonden kan wegwassen, zijn volstrekt vrij van lust en trots en gaan op bedevaart naar verscheidene gewijde plaatsen en heilige waters op aarde. Degenen die slechts eenmaal hun hart op u, het Zelf, hebben gezet, vergaarplaats van eeuwigdurende zaligheid, keren hun geest nooit meer naar het gezinsleven toe, dat de mens berooft van uitstekende deugden.

36. Als ge denkt dat dit (de wereld) is voortgekomen uit de Werkelijkheid (Brahman) en dus werkelijk moet zijn, (dan zeggen we) dat dit niet het geval is. Het is een drogreden. In sommige gevallen wordt geen onveranderlijk samengaan waargenomen (het effect volgt niet altijd de aard van de oorzaak). In sommige gevallen is het effect vals (zoals bijvoorbeeld in het geval dat men een slang ziet in een touw). De wereld is dus niet zo werkelijk als Brahman. Op het argument dat de wereld een product is van beide (Brahman en Avidyaa of onwetendheid) antwoorden we dat ook dan de wereld niet werkelijk is. Hij is ingebeeld op de Werkelijkheid, Brahman genoemd. Van deze illusietheorie stellen we het nut op prijs. Ze wordt aanvaard, omdat ze de transacties van de wereld van verschijnselen verklaart en het zijn zulke transacties die worden voortgezet door het blindelings volgen van tradities. Uw spraak (Vedische teksten die beloning beloven voor rituele handelingen, zoals het brengen van offers enz.) misleidt mensen die zijn afgestompt door blind geloof in Vedische rituelen door de menigvuldige krachten van woorden.

37. Deze wereld van verschijnselen bestond niet vóór de schepping en ook na zijn ontbinding zal hij ophouden te bestaan. In de tussentijd schijnt hij werkelijk te zijn, omdat hij is ingebeeld in u, het Absolute Bestaan. De wereld wordt dan ook vergeleken met verscheidene veranderingen van stoffelijke dingen (armbanden, sieraden enz van goud). Hij is een verdichtsel van de verbeelding zonder werkelijke basis. Maar onwetende mensen zien hem als een werkelijkheid.

38. Wanneer het individuele Zelf (jieva) Maayaa omhelst onder invloed van de onwetendheid (Avidyaa) neemt het haar goenas over en vereenzelvigt het zich ten onrechte met het lichaam, de zintuigen enz. Het verliest daardoor zijn oorspronkelijke glorie en zalige aard en valt ten prooi aan de dood. Gij integendeel werpt Maayaa af zoals een slang haar vel. Gij hebt in u dan ook uw goddelijke aard, oneindige krachten en acht bovenmenselijke mystieke krachten behouden. Aldus schittert gij met uw oneindige kracht en glorie.

39. Voor schijnheilige Yogis die proberen hun zintuigen te beheersen, maar in hun hart niet de wortels van de passie hebben verdelgd, zijt ge niet toegankelijk, ook al verblijft ge in hun hart, zoals iemand die vergat dat hij een diamant rond zijn nek draagt. Nadat deze Yogis hun eigen zinnen hebben bevredigd, worden ze aangevallen door lijden aan beide zijden, O Heer, door de dood, dat wil zeggen door samsaara dat niet werd overwonnen en aan de andere kant door u, die nog steeds niet werd verwerkelijkt.

40. O glorierijke Heer (Bhagavan), wie u heeft verwerkelijkt, voelt het effect van het plezier of de pijn niet, die het gevolg zijn van verdienstelijke of zondige daden, zoals het door u werd verordend. Hij is zich dan ook niet bewust van Vedische geboden en verboden, die andere belichaamde wezens binden. Gij gaat elke dag door het oor naar het hart en wordt daar gekoesterd met van generatie op generatie overgeleverde wijze raad en voorschriften. Ge wordt uiteindelijk door hen bereikt aangezien gij het einddoel zijt dat moksha (verlossing) wordt genoemd.

41. Zelfs heersers over hemelse regionen waren niet in staat u te peilen of uw grenzen te kennen aangezien ge onbegrensd zijt. Zelfs gij hebt dat niet gedaan door uw Oneindigheid, aangezien in u hopen van ontelbare eieren van heelallen liggen samen met hun zeven beschermende scheden, die, gestimuleerd door de tijd, rond dwarrelen als stofdeeltjes in de lucht. Ten gevolge van uw oneindige grootheid en tot de ontdekking gekomen dat ze in u eindigen (als hun doel), maken de Shroetis u onrechtstreeks bekend door alles behalve u te negeren.

De glorierijke Heer (Naaraayana) zei:

42. Nadat ze de uiteenzetting van de Shroetis betreffende het Zelf hadden aangehoord, vereerden Sanaka en de andere zonen van Brahmaa, die reeds hun spirituele volmaaktheid hadden verwerkelijkt, Sanandana (hun gids in het spirituele congres).

43. Alle Vedas, Poeraanas en Oepanishads werden op deze manier gekarnd en de essentie werd eruit gehaald door deze edele zielen, Sanaka en zijn broers, die de eerste schepping van god Brahmaa waren en die door de lucht reisden.

44. O zoon van god Brahmaa (Naarada), bewaar deze uiteenzetting over de aard van het Zelf in uw geest met geloof. Ze kan alle begeerten van de mens herleiden tot as en daarna kunt ge overal ter wereld gaan waar ge maar wilt.

Shrie Shoeka zei:

45. Nadat hij met geloof en eerbied had ontvangen wat hem door de wijze Naaraayana werd uiteengezet, onderwierp Naarada, de zelfbeheerste beoefenaar van levenslang celibaat, die alles kon onthouden wat hij had gehoord al was het maar eenmaal en die zijn levensdoel reeds had bereikt, zich als volgt:

Naarada onderwierp zich:

46. "Gehoorzaamheid zij die gevierde Shrie Krishna (Naaraayana) van smetteloze, geheiligde glorie, die aantrekkelijke vormen aanneemt voor het niet-terugkeren van geboorte (verlossing uit samsaara) van alle wezens."

47. Nadat hij aldus respectvol had gebogen voor de eerste wijze Naaraayana en de andere discipelen van edele ziel, ging Naarada rechtstreeks naar de ermitage van mijn vader, Krishnadvaipaayana (Vyaasa, schrijver van de Bhaagavata Poeraana waarin deze tekst, de Shroeti Gietaa, voorkomt).

48. Hij werd warm verwelkomd door de eerbiedwaardige wijze Vyaasa. Nadat hij gemakkelijk was gaan zitten, beschreef hij in detail wat hij had gehoord van de lippen van de wijze Naaraayana.

49. O koning Pariekshit, ik heb op deze manier antwoord gegeven op de vraag die ge me stelde om u duidelijk te maken in hoeverre het eigenschapsloze en onbepaalbare Brahman kan worden bereikt door de geest.

50. Men moet voortdurend mediteren over Heer Hari, die Maayaa op een afstand houdt door zijn absolute staat, die de architect van het heelal is en die er het begin, midden en einde van plant. Hij is de controller van de ongemanifesteerde prakriti en van de jievas. Nadat hij het heelal schiep, ging hij het binnen samen met de jievas en controleert hen. Nadat hij in hem een toevlucht heeft gezocht, beschermt de jieva zich tegen Maayaa. Nadat hij hem bereikte, legt de jieva zijn onwetendheid af, zoals een man die in slaap valt het zich bewust zijn van zijn lichaam aflegt.