The Divine Life Society
Afdeling Aalst
Homepage


Portret van een yogi
Narayan
Deel 01 Deel 02 Deel 03 Deel 04 Deel 05 Deel 06 Deel 07 Deel 08 Deel 09
Deel 10 Deel 11 Deel 12 Deel 13 Brief 1 Brief 2 Brief 3 Deel 17 Fotos

Het duurde niet lang voor Sivananda populair werd onder de Sadhoes van Lakshmanjhoela. Zijn vrolijk, uitbundig karakter, zijn grappen en liederen, zijn onvermoeibaar en belangloos dienstbetoon maakten van hem een unieke figuur. Dank zij een Sannyaasin kreeg hij van het bestuur van Svargashram een Koetir op de oever van de Ganges. Op deze plaats verblijven veel Saadhoes. De werkers van de Kshettar die belast waren met de voedselbedeling waren arrogant en kenden weinig medeleven. Het deerde Sivananda niet. Als nummer 83, het nummer van zijn Koetir, ging hij met kalme waardigheid zijn voedsel halen.

Zijn Kiertan sleepte iedereen mee. Op maanlichte nachten zat hij neer onder een mangoboom en zong de "Namen van de Heer", waarbij hij zichzelf begeleidde op een harmonium. Tranen van vervoering rolden van zijn wangen. Ook hield hij dikwijls lezingen over Yoga.

Door een jarenlange beoefening van spirituele discipline. Yogaasanas, Praanaayaama. Yoga Kriyaas. lichaamsoefeningen -vooral hardlopen- verwierf hij een onuitputtelijke energie, een buitengewoon geheugen en een krachtige stem. Hij leerde genezen door het overdragen van Praana Shakti (energie). Hij werd hierin een expert. Hij masseerde de benen van zijn patiënten. Opnieuw zegt een anekdote meer dan welke hoeveelheid beschrijvingen ook. Een Zuid-Indiase dame werd onwel.

Swamiji wou haar voeten masseren, maar zij wees dat uit preutsheid af. Hij gaf haar dan geneesmiddelen. Daarna echter prikte zijn geweten, omdat hij zich zo gemakkelijk had laten afschepen. Daarom zocht hij haar 's anderendaags op, vroeg haar om vergeving voor zijn verzuim en smeekte haar de Goddelijke Moeder in haar te mogen dienen.

Hij volgde een vaste routine in Svargashram. Hij stond om vier uur op. dook in de Ganges en bleef tot zonsopgang in heupdiep water staan terwijl hij Japa deed. Dan keerde hij terug naar zijn Koetir tot negen uur. Na negen uur verzorgde hij de zieken, nam onmiddellijk daarna een snel bad en ging naar de Kshettar om Biksha (voedsel).

Zijn eigen proviand bracht hij naar zijn Koetir, waarna hij voedsel ging uitdelen aan de Lakshmanjhoela. 's Namiddags stak hij met de boot de Ganges over en begaf zich naar de bibliotheek van de Ram Ashram.

In de moesson, wanneer de rivier te wild was voor de boot deed hij een omweg te voet. Zijn lievelingsboeken waren de Oepanishads, Vivekachoedaamani, de Bhagavad Gietaa, de YogaVaasishta en de Avadhoeta Gietaa. Vedanta was zijn vreugde.

Hij had vaste uren om zijn ervaringen neer te pennen. De Saadhoes hielpen hem in Rishikesh papier zoeken, oude briefomslagen enz.

Soms had hij geen inkt. Soms had hij 's avonds geen olie in zijn lamp.

En altijd liet hij de zieken voorgaan op deze dingen.

Zijn eerste gedrukt pamflet heette "Brahma Vidyaa" en was een gift van een advocaat uit Sitapoer. Het werd onmiddellijk uitgedeeld. Zijn tweede heette "The Metaphysics of the Inner Man".

Swamiji's Koetir was vooraan afgespannen met prikkeldraad waaraan een bord bevestigd was met "Niet storen tussen 16 en 17 uur". Als teveel bezoekers zijn spirituele routine bedreigden, verdween hij een tijd tussen de rotsen aan de oever van de Ganges of in het struikgewas van de Manikoetbergflanken. Geleidelijk dreef hij de tijd voor meditatie op tot acht uur en in de winter zelfs tot twaalf en zestien uur per dag. De Waarheid begon zich in hem te manifesteren. Dank zij een overeenkomst met de autoriteiten van de Kshettar kreeg hij genoeg voedsel voor vier, vijf dagen ineens. Hij mengde de droog geworden Rotis (koeken) met Gangeswater. In zijn dagboek schreef hij :

"Geef zout, suiker en specerijen op. Loop zonder zonnescherm, zonder schoenen. Leef een tijd alleen op aardappelen..."

Geleidelijk begon Sivananda met kop en schouders uit te steken boven de andere Saadhoes. Dit haalde hem natuurlijk ook vijandschap op de hals, want populariteit en beroemdheid gaan gepaard met afgunst. Maar Sivananda vergaf en vergat onmiddellijk alle onrecht en vergold alle kwaad dat iemand hem deed met dienstbetoon.

In 1926 deed hij een bedevaart naar Kedarnath en Badrinath in de Himalayas, met enkele andere Swamis. Elke dag legden ze vijftien mijl af. De bedevaart duurde een maand.

Zijn volgende bedevaart ging naar Ganga Sagar, de plaats waar de Ganges uitmondt in de zee. Vanuit Calcutta nam hij de stoomboot en bereikte de volgende morgen Ganga Sagar. Dit was in 1930.

Het jaar daarop ging hij naar Mount Kailas. een sneeuwpiek in Westelijk Tibet, een levensgevaarlijke tocht van twee maand. Hij ontmoette op zijn weg verscheidene wonderdoeners.

Daarna ging hij ook naar Mathoera, Brindavan (plaatsen verbonden met het leven van Krishna), Gaya (waar Boeddha de verlichting bereikte) en Poeri aan de Oostkust. Op de terugweg deed hij Tiroevannamalai aan, waar hij de Ashram van Ramana Maharshi bezocht. Het was juist de verjaardag van de Maharshi. Sivananda zong Bhajan en Kiertan. Hij bracht de toehoorders in vervoering. Ook Ramana was zichtbaar ontroerd.

Alvorens terug te keren naar Rishikesh bezocht hij ook de Pondichery Ashram van Sri Aurobindo.

Sivananda zong Kiertan met een onweerstaanbare vervoering. Samrat betekent keizer. Hij kreeg de titel van Kiertan Samrat in de dertiger jaren. Hij trok in die tijd door vele provincies -Oettar Pradesh, Bihar, Poenjab, Jamnoe. Kashmir- wat hem in contact bracht met tienduizenden mensen en de Kiertanbeweging en de spiritualiteit in het algemeen hielp heropleven.

Swami Sivananda's gedrag was zoals dat van iemand die een onuitputtelijke schat ontdekt en enthousiast rondloopt om het uit te bazuinen en met iedereen te delen. Swami Atmananda, een Kiertanist, en Swami Swaroepananda, die zijn Engelse lezingen in het Hindi vertaalde, vergezelden hem. Overal waar hij kwam trainde hij ook mensen in Aasanas en Praanaayaama.

Toen hij Malaya verliet had Sivananda één doel : "To realise God and to rest in Him. God vinden en in Hem verblijven." Nooit had hij het plan gehad een Ashram te stichten. Maar rond 1930 werd zijn verlangen om iets te doen voor zijn medemensen zo sterk, dat hij zijn afzondering in Swargashram opgaf.

Er was een gloed in zijn ogen, een vuur in zijn woorden. Hij betoverde zijn talrijke toehoorders. Hij was de Sankiertan Samrat, die zich een weg zong en danste naar het hart van de mensen. Niemand twijfelde eraan dat hij een zelfgerealiseerde wijze was. Waar en wanneer hij de verlichting had bereikt wist niemand. Dat was "een geheim tussen God en hem" zoals hij zei.

Ook na zijn verlichting antwoordde hij : "Ik ben maar een gewone Saadhoe. Ik kan je wellicht niet veel helpen. Ook maak ik geen discipelen." Zijn methode was de "lightning method" : als de weerlicht (lightning) een plaats "overrompelen", gedurende enkele dagen een intensieve propaganda voeren en zich dan terugspoeden naar Rishikesh.

Zijn dienstbetoon in Swargashram had niet alleen betrekking op lichamelijke noden. Vele leden hadden alles verlaten in een vlaag van Vairaagya (onthechting) en leefden nu op een ordeloze wijze bij gebrek aan leiding. Daarom stichtte Sivananda op 24 augustus 1933 de Swargashram Sadhoe Sangh als een eerste stap naar de reorganisatie van de Saadhoes tot een gemeenschap van nuttige burgers. Hij wou er een aantal trainen op de juiste wijze. Maar de groep werd zo groot dat het bestuur van Swargashram ze niet langer kon onderhouden. Daarom verhuisde Sivananda op 17 januari 1934 met vier discipelen naar de rechteroever van de Ganges. Ze vonden tijdelijk een onderdak in de Ram Ashram. Opnieuw moesten ze voedsel halen in de Kalikambliwala Kshettar in Rishikesh. Sivananda kreeg droge rantsoenen voor veertien dagen. Een van de discipelen deed de keuken. Sivananda's leven van dienstbetoon kreeg nu een ongeëvenaard dynamisme. Van de Maharajah van Tehri-Garhwal kreeg hij voldoende land voor een Ashram.