The Divine Life Society
Afdeling Aalst
Homepage


Uit de Mahaabhaarata:

We worden ook man genoemd
We worden ook man genoemd, omdat we afstammelingen zijn van Manoe. Dit verhaal komt voor in hoofdstuk 187 van de Aranyaka Parva van het Mahaabhaarata:

1. Yoedhishthira, de zoon van Paandoe, vroeg aan de brahmaan Maarkandeya: "Vertel me over Vaivasvata Manoe."
2. O Grote koning (zei Maarkandeya), er was eens een grote rishi (ziener), de zoon van Vivasvat, stralend als Prajaapati (de schepper).
3. Hij overtrof zelfs zijn vader en grootvader in bedrevenheid, kracht, voorspoed en zelfs in tapasyaa (ascese).
4. Hij stond op één been met de armen geheven en deed de meest gestrenge verstervingen in de Badarie Aashram (in de Himaalayas).
5. Het hoofd gebogen, zonder met de ogen te knipperen, deed hij tapasyaa gedurende tienduizend jaar.
6. Met natte kleren aan, de haren gevlochten, deed hij tapasyaa, toen een vis op de oever van de Chierinie sprong, zeggend:
7. "Heer, ik ben een hulpeloze kleine vis. Ik vrees de grote vissen. Gij zijt een grote rishi, help mij.
8. De grote vissen eten altijd de kleine en dat is altijd zo geweest.
9. Red me uit de zee van angst waarin ik verdrink. Wees mededogend. Ik zal u voor uw goedheid belonen."
10. Vaivasvata Manoe hoorde de vis en kreeg medelijden. Hij nam hem in de holte van zijn handen.
11. De vis had een lichaam helder als de maan. Manoe zette hem in een waterpot.
12. Nu er op die manier werd zorggedragen voor hem bleef de vis groeien. En Manoe zorgde even goed voor hem als hij zou doen voor zijn eigen kind.
13. Een lange tijd ging voorbij en de vis werd zo groot dat hij niet langer in de waterpot kon blijven.
14. Manoe hoorde hoe de vis weer tot hem sprak: "Heer, vind mij een betere plaats om in te leven dan deze."
15. De luisterrijke Manoe, veroveraar van vijandige steden, nam de vis en zette hem in een grote tank.
16. De vis bleef in die tank gedurende een heel lange tijd en ging in die periode altijd maar door met groeien.
17. De tank was twee yojanas lang en één yojana breed, maar zelfs die ruimte was onvoldoende.
18. Zoon van Koentie, de vis kon zelfs niet vrij bewegen. Manoe hoorde hem nogmaals spreken:
19. "Genadige en edele Heer, neem me naar de Ganges, de beminde vrouw van de oceaan, of doe wat ge wilt.
20. Aangezien het door uw goedheid is dat ik zo groot werd, zal ik met plezier doen wat ge zegt."
21. De eerlijke, zelfbeheerste, eerbiedwaardige asceet bracht de vis naar de Ganges en zette hem in de rivier.
22. Bestraffer van vijanden, ook daar bleef de vis groeien. Toen hij Manoe zag, sprak hij tot hem:
23. "Heer, mijn lichaam werd zo groot dat ik ook in de Ganges niet vrij kan bewegen. O, breng me naar de zee."
24. Zo, zoon van Prithaa, nam Manoe de vis uit de Ganges en plaatste hem eigenhandig in de zee.
25. Zijn omvang was enorm, maar Manoe kon hem met gemak dragen. De geur en de aanraking van de vis verrukten hem.
26. Toen de vis door Manoe in de zee werd gezet, glimlachte hij en sprak deze woorden tot de asceet:
27. "Heer, ge hebt aan mij de allerbeste zorg besteed. Laat ik u zeggen wat te doen in de volheid van de tijd.
28. O Uitverkorene van het lot, pralaya, de tijd van de ontbinding van alle bewegend en niet-bewegend leven, is nabij.
29. De tijd voor het zuiveren van de wereld is aangebroken. Ik zal u daarom iets zeggen voor uw welzijn.
30. Het beangstigende einde wacht nu dat wat leeft en niet leeft, alles wat beweegt en alles wat niet beweegt.
31. Begin onmiddellijk te bouwen aan een stevige, enorme boot. Schaf u ook een lang touw aan. Neem plaats in de boot met de zeven rishis.
32. Neem alle zaden mee die door de brahmanen sedert de vroegste tijden werden gecatalogeerd. Bewaar ze afzonderlijk.
33. Gij die wordt geliefd door alle rishis, blijf daar en wacht op mij. Ge zult me zien in de vorm van een gehoornd reptiel.
34. Ik moet nu vertrekken. Doe zoals ik zeg. Zonder mijn hulp zult ge de verschrikkelijke vloed niet overleven."
35. Manoe sprak tot de vis: "Heer, ik heb geloof in uw woorden. Ik zal alles doen wat ge zegt."
36. Tevreden over elkaars woorden vertrokken beiden. Mahaaraaja, zoals bevolen door de vis vergaarde Vaivasvata Manoe
37. al de verscheidene soorten zaden en vaarde dan uit met de boot op een gewelddadige zee.
38. Veroveraar van vijandige steden, heerser over de aarde, hij dacht aan de vis en de vis die zijn gedachten kende
39. verscheen op de oceaan met hoorns op zijn hoofd. Grote Bharata, belangrijkste onder de mensen, toen hij de vis zag
40. met hoorns als rotsen, wierp Manoe, zoals hem was gezegd, een touw rond de hoorns.
41. Het touw hield stand, O Grote stedenveroveraar. Hard trekkend, sleepte de vis de boot voort met grote kracht
42. over de zoutzee. Hij trok de boot over de wilde woest golvende baren.
43. De boot die werd gebeukt door de huilende wind werd op en neer geslingerd op de schuimende golven van die grote oceaan.
44. Zoals een dronken lichtekooi, O Grote stedenveroveraar, waren land noch punten op de horizon zichtbaar.
45. Overal was water. Water bedekte de lucht en de hemel. Toen vloedgolven de wereld overspoelden
46. kon niemand dan Manoe, de zeven rishis en de vis worden gezien. Gedurende vele jaren sleepte hij de boot
47. door het kolkende water, O Koeroe, O Beste van de Bhaaratas, in de richting van de Himaalayas. Glimlachend, O Telg van de Koeroes, zei de vis zich tot de rishis wendend:
48. "Spoed u en maak de boot vast aan de piek met het touw." O Beste van de Bhaaratas, ze bonden de boot
50. aan de piek van de Himaalayas zodra ze dit van de vis hoorden. Sedert die dag staat die piek bekend als Naubandha, de ankerplaats.
51. En hij wordt zelfs nu nog zo genoemd, O Bharata. Ge moet dit weten. De vis zei tegen de rishis:
52. "Ik ben de Heer van de schepselen, Brahmaa. Niemand is groter dan Ik. In mijn visvorm behoedde Ik u voor gevaar.
53. Manoe zal weer alle leven scheppen, goden, antigoden, mensen en alles wat beweegt en niet beweegt.
54. Door de kracht van zijn tapasyaa (versterving) zal hij deze kracht verwerven. Mijn zegen zal hem illusievrij maken."
55. Dit zeggend, verdween de vis. Vaivasvata Manoe voelde de aandrang om de wezens op aarde te scheppen,
56. maar in het scheppingsproces raakten zijn energieën afgeleid. Hij concentreerde zich dus intens op zijn tapasyaa.
57. Opnieuw begon hij het scheppingswerk op de juiste manier. Dit oude verhaal is de Vismythe.
58. Wie dit oude verhaal van Manoe elke dag hoort, verwerft geluk en alles wat hij begeert en hij kan gaan naar welke wereld hij ook verkiest.

Sectie 187 van de Maarkandeya-samaasyaa Parva van de Aranyaka Parva van het heilige Mahaabhaarata eindigt hier.

Dit verhaal doet natuurlijk denken aan de ark van Noë in het boek Genesis van de Bijbel, dat een echo is van een veel ouder relaas.