The Divine Life Society
Afdeling Aalst |
De naam Maalidaasa betekent: de dienaar (daasa) van de gekroonde (maalin). Daarmee wordt natuurlijk Vishnoe (naam van God in het Sanskrit) bedoeld. Maalidaasa was een koeherder die zijn koeien liet grazen op de oever van de rivier. Op zekere dag kwam daar een brahmaan, die nadat hij een bad had genomen in de rivier ging zitten op de oever voor zijn poejaa of eredienst. Als onderdeel daarvan deed hij ademoefeningen waarbij hij zijn neus sloot met zijn vingers. De jongen sloeg hem nieuwsgierig gade en vroeg hem toen hij op het punt stond te vertrekken wat hij had gedaan. De brahmaan die geen zin had in een gesprek zei: "Je bent nog veel te klein om dat te begrijpen." "Zeg me dan tenminste waarom u uw neus sloot", vroeg Maalidaasa. "Als men zijn neus sluit en de adem inhoudt, wordt de geest kalm en kan men God zien", was het antwoord.
Toen de brahmaan vertrokken was, nam de jongen een bad in de rivier en ging zoals de brahmaan zitten op de oever. Hij sloot zijn neus. Een minuut ging voorbij, maar God kwam niet. Twee minuten gingen voorbij. Vishnoe die het geloof en de eenvoud van de jongen zag, dacht: "Ik moet iets doen, anders stikt de knaap", en Hij verscheen aan Maalidaasa, die een vreemde figuur met vier armen zag. Vishnoe zei: "Ik ben God." "Hoe kan ik u geloven?" vroeg Maalidaasa. "Weet u wat? Ik zal het aan mijn goeroe vragen. Maar ondertussen zult u waarschijnlijk weggelopen." "Neen", zei God, "dat zal Ik niet doen." "Mag ik u dan vastbinden aan een boom?" vroeg de jongen. God zei dat het mocht. Maalidaasa nam een touw van rond de hoorns van een van zijn koeien en bond God vast aan een boom. Daarna ging hij op zoek naar de brahmaan, die hem uit nieuwsgierigheid volgde. Maar de brahmaan zag niets, want zijn geest was niet zuiver. Maar om van het gezeur van de jongen verlost te zijn, zei hij dat ook hij God zag. Maalidaasa was tevreden en maakte God los.
Vishnoe was zo ingenomen met de zuiverheid van de jongen en met het geloof dat hij had in de woorden van zijn goeroe dat Maalidaasa een wens mocht doen. Maalidaasa antwoordde dat hij niets nodig had en dat hij volmaakt tevreden was met wat hij had. Maar Vishnoe drong aan. Tenslotte zei de jongen: "Beloof me dan dat u zult komen telkens ik mijn neus sluit. Maar wacht niet zolang als de eerste keer."
Elke dag, terwijl hij zijn koeien liet grazen, sloot Malidaasa zijn neus en God verscheen. Vele jaren later kwam diezelfde brahmaan opnieuw langs. De jongen viel aan zijn voeten en dankte hem omdat hij hem zo'n goede methode had geleerd om God te zien. De brahmaan snapte niet wat hij bedoelde. De jongen vertelde hem het gehele verhaal van begin tot einde. De brahmaan vroeg hem de Heer te tonen. De jongen sloot zijn neus en de Heer verscheen. De jongen zei tegen zijn goeroe dat hij nu naar de Heer kon kijken. Maar de brahmaan zag niets, aangezien hij niet zuiver van hart was en ook omdat hij trots op zijn kennis was. De jongen smeekte de Heer ook darshan te geven aan zijn goeroe. De Heer zei: "Hij is niet zuiver. Laat hem eerst zijn hart zuiveren en laat hij ook zijn trots opgeven. Slechts dan kan hij Me zien." Toen hij dit hoorde gaf de brahmaan zijn trots op. Hij weende bitter en viel aan de voeten van de jongen. De Heer gaf nu ook aan hem darshan.
De goeroe misleidde de jongen in het begin, maar de jongen had een intens en oprecht geloof in zijn woorden. Geloof doet wonderen.